Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij [5]begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den [6]man en zijn [7]huis, ja, aan [8]een iegelijk en zijn [9]erfenis. 5. Als zij maar op enig stuk land of op enig huis belust worden, of zin daartoe krijgen, zo nemen zij dat met geweld. Verg. 1 Kron.21:1, enz. 6. Die zij arm maken en bedroeven. 7. Dat zij de eigenaar ontnemen en tot zich trekken. 8. Of, de mens. 9. Die God ganselijk niet de erfgenaam wilde ontwend of vervreemd hebben.